Gokkasten Archief Verhalen

Lees de Boeiendste verhalen uit Nederlandse Gok Geschiedenis

Bertus van Dessel

Bertus van Dessel, een legende in de Nederlandse Speelautomaten branche. Bertus was onder andere voorzitter van de VAN (Vereniging Automaten Nederland) en had een eigen gokbedrijf in Meijel.

bertus van dessel
Bertus van Dessel

Hieronder een stukje uit de Automaten Magazine Oktober 1989

De automatenbranche heeft haar toekomst in eigen hand.

Dat is de mening van Bertus Van Dessel, directeur/eigenaar van het gelijknamige automatenbedrijf in Meijel.

“Als we zorgvuldig omgaan met hetgeen we de afgelopen jaren hebben opgebouwd, ziet de toekomst er prima uit. Trekken we ons niets aan van de problemen, die er ontegenzeggelijk zijn, dan vrees ik het ergste”, aldus de oud-voorzitter van de VAN. De verbouwing van Van Dessel Automaten greep Automaten Magazine aan om eens van gedachten te wisselen over heden, verleden en toekomst.

De oppervlakte van het bedrijf is flink gegroeid. 90 bij 15 meter, schatten vader en zoon Van Dessel. Die uitbreiding was ook wel nodig, men was behoorlijk uit haar jasje gegroeid.

“Boven het bedrijf was een woning van de familie. Dat hebben we nu bij het bedrijf getrokken en dat geeft weer de nodige mogelijkheden. Verder hebben we onze kantoren en showroom groter gemaakt”, aldus Van Dessel die tijdens een rondleiding vooral in de vernieuwde showroom nostalgische gevoelens krijgt. Een paar mooie jukeboxen staan tussen de automaten. “Die dingen lopen echt niet meer, jammer genoeg. Maar in de jaren vijftig en zestig was dat een bloeiende onderneming. Zelf ben ik met jukeboxen begonnen toen ik in het vak kwam. Ze staan er daarom vooral voor de show en ook een beetje als nostalgie. Hoe het allemaal begon eigenlijk”.

Riskant
Praten met Bertus Van Dessel betekent een levendige terugblik naar een riskante maar mooie tijd. “Het was riskant. Toen ik 35 jaar geleden in de zaak van mijn oom kwam, in Rotterdam, ging ik me bezighouden met de afdeling jukeboxen. Maar je zag natuurlijk wel wat er aan de hand was. De handel in automaten was spannend. Je wist soms niet waar je aan toe was, omdat er geen wet was die de boel regelde. Die wet is er pas een jaar of drie. Maar ook van een gedoogbeleid, dat we lang hebben gekend, was eigenlijk geen sprake. Je werkte immers niet met vergunningen.

Dan was er een hal en zo was hij weg als een burgemeester het op zijn heupen kreeg. Het gebeurde dat we op maandag 400 automaten uit hadden gezet en dat er een paar dagen later nog maar 250 waren. Opeens had een burgemeester besloten dat er automaten uit bars of cafés weg moesten. Vaak gebeurde het dan dat een burgemeester uit een buurgemeente dat voorbeeld volgde. Vreselijk voor ons werk. Maar een paar weken later probeerden we het dan opnieuw. In bepaalde regio’s ging het beter. Daar bleven ze staan.

bertus van dessel
Bertus van Dessel

Derde generatie
Net zoals Bertus van Dessel als jonkie in het vak belandde, zo ook is zoon Rik een van de jongeren die nu in de branche actief worden. Hij werd onlangs het 400ste lid van de VAN. “Heel die business hield me vroeger al bezig. Ik ben eigenlijk tussen de automaten geboren. Op den duur zal ik mijn vader in het bedrijf wel opvolgen. Voorlopig is hij echter nog behoorlijk actief”. “Je zou kunnen zeggen dat Rik mijn rechterhand is, mijn assistent”, aldus vader Van Dessel. Beiden hebben vrijwel dezelfde opvattingen over de branche en het bedrijf.

Het enige opvallende verschil tussen de twee is het accent. Rik het 400ste lid van de VAN. Een vereniging die mede dankzij het werk van zijn vader geworden is tot wat ze nu is. Een stabiele organisatie, sterk opkomend voor de belangen van haar leden, vooral ook naar de overheid toe. Van Dessel is een magische naam in de automatenbranche. Zowel bij de werknemers in het eigen bedrijf als bij de leden en collega’s van de VAN. Een begrip, zoals ze dat noemen.

Volwassen
“Nou ja, het is leuk als ze dat van je zeggen. Mij is de VAN altijd na aan het hart geweest. En nog. Ik volg de ontwikkelingen op de voet”. Van Dessel werd in 1975 voorzitter van de VAN, na eerst een paar jaar bestuurslid te zijn geweest. De VAN groeide toen van een 35 leden naar een volwassen organisatie. De zaken werden professioneler aangepakt. “De politiek wilde in die jaren dingen gaan veranderen. Er zou een nieuwe wet komen. Daar moesten we natuurlijk onze stem laten horen, zodat er geen dingen konden gebeuren waar we later niet achter konden staan”.

Het was de tijd van legaliseren. De casino’s, de lotto. Alleen: de speelautomaten vielen tussen wal en schip. “In de Kamer werd een motie ingediend die ook onze branche beter moest regelen. Nou, dat heeft dus wat langer geduurd dan verwacht. Feit was wel dat je constant actief moest zijn. De politiek is een wereld van belangen verdedigen en van lobbyen. Dat ging ons goed af, we werden en worden serieus genomen door de overheid”.

Van Dessel’s inspanningen werden beloond. Er kwam een wet, de VAN werd volwassen en professioneler. En haar voorzitter werd zelfs geridderd. “Dat was nogal wat, zeker als je denkt aan het verleden van de branche. Dan denk ik: ik heb het toch nog niet zo slecht gedaan”.

Problemen
Maar in de loop der jaren kwamen er andere problemen bij. De gokverslaving, de randcriminaliteit, het image. Zaken die veel werk vereiste van de vereniging. Het misverstand wegwerken zoals dat weleens leeft bij de buitenwereld, vereist een diplomatieke aanpak. Van Dessel vindt dat het huidige bestuur die problemen goed aan- pakt. “Het valt niet mee hoor. In onze tijd konden we eigenlijk niets verliezen, alleen maar winnen. Die wet was onze grootste overwinning. Maar de problemen die nu spelen zijn immens. We hebben het in onze eigen hand hoe het verder gaat.

De gokverslaving is afschuwelijk. Iedere verslaafde is er één teveel. We moeten die problemen erkennen en niet afschuiven. Uiteraard zie je ook bij alle andere kansspelen dit probleem. Het is niet eerlijk om ons alleen de schuld te geven. Maar wij van onze kant moeten niet zeggen dat het bij anderen ook voorkomt. We moeten er ook zelf aan werken om tot een oplossing te komen”, aldus de oud-voorzitter die alle lof heeft voor het VAN-bestuur in deze moeilijke kwesties. “Ze doen het goed. Ik vraag me af of wij de huidige problemen de baas waren geworden”.

Goed bestuur
Kritiek op het functioneren van het bestuur wijst Van Dessel af. Het bestuur zou te elitair zijn, te management-achtig, de kleine ondernemer zou geen kans krijgen. Van Dessel daarover: “Het is waar dat er te weinig kleine jongens in het bestuur zitten. Maar dat moet je de anderen dan niet kwalijk nemen. Als de kleineren niet in het bestuur gaan zitten, om wat voor reden dan ook, moet je dat hen zelf verwijten. Die andere kritiek, dat het bestuur te elitair zou zijn, vind ik onzin. Er wordt weleens gezegd dat de bestuursleden te moeilijk doen. Dat is onzin. Ja, ik kwam misschien anders over dan Dirk Lindenbergh, nou en?

De huidige voorzitter is een prima vent, die keihard werkt voor de vereniging. De manier hoe hij de problemen aanpakt dwingt bij mij respect af”. Want de problemen zijn groot. “Gokverslaving, ons image. We moeten gezamenlijk onze schouders eronder zetten. Door eerlijk en serieus te zijn, kunnen we die problemen overwinnen. Zoals het huidige bestuur het doet, vind ik goed. Maar ook alle collega’s moeten het belang van die aanpak inzien. Zien ze dat niet, dan ziet het er somber uit”.

Stukje uit de Automaten Magazine Maart 1996

Negen jaar van strakke leiding, eendracht en daadkracht.
Over Bertus van Dessel, de man die de VAN was.

Van Dessel Automaten
Van Dessel Automaten

De jaren ’73 tot en met ’84 waren de jaren van Bertus van Dessel. Dat waren de jaren dat deze grijze eminentie van de speelautomatenbranche, zoals een journalist van de Panorama hem pas geleden nog noemde, de VAN onder zijn voorzitterschap leidde als een democratische dictator.

En dat zijn zijn eigen woorden. Het waren de jaren van besluiten, daadkracht, stevige vergaderingen en dag en nacht werken. De VAN was Van Dessel en Van Dessel was de VAN. Aan het woord is Bertus zelf, want: ‘Eén ding zal ik nooit vergeten ، …

Het relaas van Van Dessel begint bij ome Piet. Ome Piet van Dessel uit Rotterdam. Daar kwam hij niet vandaan, nee. Daar was hij in de crisisjaren vanuit Hoogerheide naar toe getrokken om grondwerker te worden. Van alles deed hij. Hij heeft aan de sluizen gewerkt, aan de Zuiderzee en ook begon hij al spoedig een waterstokerij en kruidenierszaakje.

In 1932 kreeg ome Piet een vaste aanstelling aan de gemeente. En dat was goud waard in die tijd want dat betekende dat je nooit van je leven ontslagen zou worden. Maar het waren niet voor niets de crisisjaren en in 1934 werd ome Piet toch ontslagen.

Op een dag kwam zijn zoon Gerard thuis van school en zei: “Papa, ik heb een automaatje. Mag ik er mijn vriendjes op laten spelen?” Ome Piet vond dat best. Een week later echter klopte Gerard weer bij zijn vader aan: “De automaat is kapot, kunt u er eens naar kijken?”

Ome Piet maakte het apparaat open en zag een geldbakje hardstikke vol geld. Daar was de machine dan ook op vastgelopen: er zat voor zo’n 20 gulden aan centen in.

“Waar heb je dat ding vandaan?” wilde ome Piet weten. “Dat heb ik op afbetaling bij de kapper gekocht voor tien gulden. Elke week moet ik een gulden afbetalen. De eerste ga ik zo meteen brengen”, verklaarde Gerard. Ome Piet haalde een tientje uit zijn zak en zei: “Hier heb je een tientje. Ga naar de kapper om je schuld af te lossen en dan doen we het voortaan samen”.

Ome Piet ging zelf ook even bij die kapper langs en vroeg of deze nog meer van die machientjes had. Jawel, hij had er tien. Ome Piet kocht ze allemaal en zette ze neer bij sigarenzaken, kapperszaken en in de horeca. En in 1938 reed hij in een T-Ford.

Vervloekt

De oorlog brak uit maar ome Piet was niet bang om te investeren. Hij kocht flippers die hij wegzette daar waar soldaten waren. Ondertussen hield hij zijn boekhouding aardig bij en na de oorlog had ome Piet een aardige duit.

Het tientje van Lieftink werd ingevoerd maar de schade voor ome Piet werd beperkt gehouden omdat hij kon aantonen waar zijn zijn geld vandaan kwam. Hij moest verschrikkelijk veel belasting betalen maar hij kreeg ook een leuk bedrag terug en daar heeft hij “de rechten” van de pindapot mee gekocht.

Het zijn de “beroemde” Desco pindapotten die in heel Nederland verspreid werden. Ook de bingo kwam over vanuit Amerika. Piet van Dessel importeerde ze en was zo in die tijd eigenlijk de enige groothandel in Nederland. Het ging ome Piet voor de wind.

Hij sponserde zijn neef Bertus die wielrenner was, en in 1952 besloot de inmiddels 22-jarige Bertus in zijn vrije tijd zijn oom te helpen bij het uitzetten en lichten van pindapotten. Ook de jukebox deed zijn intrede en al snel vroeg ome Piet Bertus full-time vertegenwoordiger te worden.

Bertus ging toen al voortvarend te werk en werd verschrikkelijk vervloekt door de exploitanten. Hij verkocht automaten aan exploitanten én horeca-ondernemers, wat hem door die eerste groep niet in dank werd afgenomen. Zo kwam het eens voor dat Frans Vale gebeld werd door een kastelijn. Of hij die kast op wilde halen want hij had er zelf eentje gekocht.

Woedend toog Frans Vale naar Piet van Dessel die Bertus zorgvuldig achter het gordijn hield, zoals gewoonlijk als er boze exploitanten kwamen. “Bertus, dat moet je toch maar niet meer doen, ik geef dit contract aan Frans”. zei ome Piet. “Ben je gek”, antwoordde Bertus, “dan kan ik voortaan wel thuisblijven!”.

Maar ome Piet suste: “Jij krijgt dubbele provisie”. “Dat moest ik dus juist hebben!”, zegt Bertus nu. ‘Niemand had hier in deze streken ooit van een jukebox gehoord. In het begin stond er niks, dus ik verkocht en verkocht en verkocht waar ik maar kon.

Eigen baas

Bertus bouwde zo een mooi rayon op in het zuid-westen en vond zijn plaatsje in het bedrijf. Maar ook zoon Frans en schoonzoon Henk de Groot van ome Piet kwamen in de zaak, dus de toekomst werd toch anders. Daarom werd besloten een filiaal op te richten voor het zuiden des lands.

In Meijel vond Bertus een geschikte bedrijfsruimte voor een schappelijke prijs. Hij stond er alleen voor. Een maand later trok hij een monteur aan: Leon Simons, die er nog steeds werkt. Inmiddels als vertegenwoordiger voor zoon Rick van Dessel. Bertus deed het best.

Eind jaren ’60 trok ome Piet zich terug. Zijn bedrijf had inmiddels naast Meijel nog een filiaal in Arnhem en in Hilversum, en barre tijden braken aan. De bingo’s werden verboden en de exploitanten waren aangewezen op flippers en rotamints.

Maar eind jaren ’60 zag de branche weer licht aan het einde van de tunnel. De uprights werden ontdekt en vrijwel in diezelfde tijd deed de Hoge Raad een belangrijke uitspraak: voortaan mochten vrije spelen worden gewonnen.

Maar het hoofdkantoor in Rotterdam geloofde niet in de uprights. Henk de Groot, voorzitter van de Music Co-operation, was er van overtuigd dat ze binnenkort verboden zouden worden en investeerde dus niet. ‘Ik raakte steeds meer klanten kwijt aan Rouvoet en Vale omdat ik geen uprights had’, zegt Van Dessel. ‘Dus toen heb ik het filiaal in Meijel overgenomen. We hebben de kaart gepakt en speldjes geprikt en vanaf 1972 was ik eigen baas’.

Zonder vreemden

Een jaar later kreeg hij een uitnodiging voor een vergadering van die Vereniging van Automatenhandel Nederland – die krap twee jaar bestond – bij te wonen. Dat was in Utrecht, bij Smits. ‘Ik kende die jongens niet’, vertelt Van Dessel.

‘Later leerde ik dat het Pierre de Jonge en Kees Wetsteijn waren die toen voor me zaten. Toch voelde ik me op mijn gemak. Ach, ik had in mijn leven al in veel besturen gezeten en ik zat in de gemeenteraad en zo. Dus ik stelde zo wat vragen. Wat me opviel was dat er ééntje uit het bestuur er nooit was.

Ik vroeg in die vergadering waar die goeie man was en waarom die ontbrak. Jan Rouvoet stelde voor een ander te nemen. Pierre en Kees hadden al een kandidaat in gedachten. “Neem Van Dessel”, zeiden ze. “Is dat Van Dessel nou?”, vroeg Rouvoet. Ja, dat was ik dus’.

Van Dessel in bestuur van de VAN

En zo kwam Van Dessel, een jaar nadat hij een eigen zaak had, al in het bestuur van de VAN. Maar het verliep allemaal niet helemaal naar zijn zin. ‘Op de bestuursvergaderingen zat altijd wel een vreemdeling. Of er was een journalist, of een kamerlid, of wat dan ook. Je kon nooit eens vrijuit praten! Ik zei: “We moeten toch eens gaan besturen. Hebben we geen taken? Ik heb punten, we moeten actief worden, maar ik wil geen vuile was buiten hangen.

Ik wil vergaderen zonder vreemden”. Nou, dat werd geregeld. En wat zag ik, bij de volgende vergadering in de Postzegel in Den Bosch, zat wéér een vreemde! Een klein mannetje’, Bertus moet er nog smakelijk om lachen. ‘Ik zei: “Wie is dat nou weer!”. “Oh dat is heel wat anders”, zei Steef Rouvoet.

“Dat is Anton Zondag. Dat zit wel goed”. Ze praatten tien minuutjes, ontdekten dat ze uit dezelfde KVP-stal kwamen en het klikte meteen tussen de twee. Dat was maar goed ook, want op dat moment wist Van Dessel nog niet dat hij de komende negen jaar zeer intensief zou samenwerken met “dat mannetje” dat de administratie van de VAN onder zijn hoede had en later zelfs directeur werd van de club.

Als Van Dessel nu praat over toen. zegt hij altijd “we”. Anton Zondag en Bertus van Dessel deden “alles” samen. Ze togen samen naar Den Haag, naar de burgemeesters, naar de leden in het land. Ze zagen elkaar méér dan hun eigen vrouwen.

Bertus wordt Voorzitter

Het was in diezelfde vergadering dat Harry Vale een voorstel deed. Er moest een andere voorzitter komen. Of Van Dessel die taak niet op zich wilde nemen. ‘Ik wist echt van niks. Ik kreeg een weekje bedenktijd. Na die week legde ik mijn voorwaarden op tafel, die werden geaccepteerd’. Bertus schreef een jaarvergadering uit om tot voorzitter te kunnen worden gekozen. De 33 leden gingen akkoord.

Ook hier ging Van Dessel voortvarend te werk. Op zijn verlanglijstje stonden onder andere een fusie tussen de belangenverenigingen Music Co-operation, Autex en de VAN, gesprekken met de overheid en het doorbreken van het “zuidelijke karakter” van de vereniging. Dat ging snel.

team building
Team-building, dat was een ongeschreven wet, stond altijd op de agenda van het bestuur. Hier in 1984, bestuursvaardag. Zo waren ze dus écht.

Vanuit het hele land meldden zich nieuwe leden aan. Ook de fusie tussen de verschillende belangenverenigingen werd beklonken. Na een Euromat vergadering gingen Van Dessel en Rudy Hommerson, de voorman van de “hallenvereniging” Autex, een “stukje” eten.

Hommerson zat vol vragen. Van Dessel zette de toekomstplannen van de VAN uiteen en uiteindelijk ging Hommerson overstag. “Het is inderdaad het beste als we samengaan”. Een week later was het geregeld. Tijdens de eerstvolgende jaarvergadering werd Hommerson gekozen in het bestuur.

Schamen

Van Dessel vond dat hij tenslotte één grote opdracht had. Hij wilde, zoals dat is gaan heten, de branche “legaliseren”. “Ik wil niet dat mijn kinderen zich later hoeven te schamen dat ze in de branche zitten”, zei hij altijd. Hij wilde hebben dat ze hem en zijn collega’s voortaan automatenexploitant zouden noemen in plaats van automatenboer.

Dat waren zijn grote idealen. En daar werkte hij keihard aan. ‘Het kwam goed uit dat ik toen voorzitter was geworden want het was net in 1972-1973 dat de Wet uit 1964 grondige wijzigingen had ondergaan op grond van een initiatief-wetsontwerp van Geurtsen-Van Schaik uit de tweede kamer’, vertelt Bertus.

Voor speelautomaten was er echter weinig geregeld en dat werd de missie van Van Dessel. Na kamervragen en de motie van Du Chatinier werd de toenmalige minister van Justitie, de heer van Agt, uitgenodigd een regeling te maken voor speelautomaten. Van Agt stelde een interdepartementale commissie in, de Commissie Kuijper.

‘We hoorden via Hobea dat die commissie bestond. Wij waren nog niet zo goed georganiseerd’, verontschuldigt Van Dessel zich. ‘Door de heer Pruis mochten wij bij die commissie komen’. Samen met het bestuur toog Van Dessel naar Den Haag.

“Het leek wel of wij op het beklaagdenbankje zaten! Ze stelden ontzettend kritische vragen, te kritisch, beschuldigend haast. Suggestieve vragen waren het. Toen vroeg de voorzitter aan mij: “Wat denkt u te gaan doen met de kansspelbelasting?” Ik zei: “Dat geldt wanneer je werkt met prijzen van 1000 gulden en meer.

Wij praten over een paar tientjes!”. Toen brak het ijs. De bal ging aan het rollen en na twee jaar had de commissie haar rapport af. Het advies werd overgenomen door het kabinet en de Commissie van Tilburg werd gevormd. Zo zijn wij bij Economische Zaken terecht gekomen.

Streng

De VAN telde in die tijd inmiddels al zo’n 259 leden. En Van Dessel regeerde met harde hand. ‘Ik was een democratische dictator’, zegt hij zelf. En de leden “pikten” dat. ‘Maar we hielden ze ook goed op de hoogte’, rechtvaardigt hij nu.

Hennie ten Voorde
Bertus voelde zich altijd sterk betrokken bij het verenigingsleven. Hier rijkt hij de bronzen legpenning met draagspeld uit aan Hennie ten Voorde

We hadden korte communicatielijnen en lasten ontzettend veel vergaderingen in. We namen in Den Haag snel besluiten, namens de hele VAN. Op een extra vergadering zetten we onze beweegredenen dan uiteen. Heel soms hoorde je: “Nou voorzitter, moest dat nou?” Maar dat kwam maar heel weinig voor. Ik had ook zo’n fijn bestuur. Het bestuur stond altijd klaar. Als wij een beroep deden op ons bestuur, dan waren ze er. Als er iets moest gebeuren, gebeurde het ook’. Het bestuur was in die tijd één grote vrienden-club. Al waren ze elkaars concurrenten en al vlogen ze elkaar soms zakelijk in de haren, de vriendschappen die toen zijn ontstaan, bestaan nog steeds.

Van Dessel was een strenge voorzitter. ‘Iedereen was er altijd. En iedereen was er op tijd. Zo niet, dan zei ik: “Jongen, dat kan niet. Jij hebt je beschikbaar gesteld, dus je moet voor de volle 100% meewerken. De mensen durfden niet weg te blijven of te laat te komen, want ze werden meteen op hun nummer gezet.

En als ze zaten te kletsen dan zei ik soms wel eens: “Hoor eens, als dat zo moet, dan ga jij de volgende keer aan die kant zitten en jij aan die andere kant”. De vergaderingen duurden vaak een hele dag. Van 9 tot 4 was helemaal geen uitzondering. Het was een uitje zo’n vergadering.

We keken er naar uit. Nu is dat niet meer. Je moet constant op je qui vive zijn en na afloop is iedereen weg voordat je het weet’. Van Dessel kreeg alle neuzen dezelfde kant op, zaaide eendracht. Vaak stond hij op, groot en imposant als hij is, stak zijn vinger in de lucht en zei: “Nou moet jij eens goed naar mij luisteren jongen!” Wie herinnert zich dat niet?

Onder zijn leiding vierde zelfregulering hoogtij. ‘Toen ik in ’75 begon, was 80% van Nederland verboden. We zijn toen heel voortvarend begonnen. We hebben ook de hand in eigen boezem gestoken hoor. We hebben de opvoerders eruit gegooid en de voorwaarden voor 0 tot 20 machine ontworpen. Tien jaar later lag Nederland open.

Dat 0 tot 20 gegeven was heel zwaar. We hielden als VAN sterk in de gaten of nergens stiekem toch verkeerde automaten geplaatst werden. We hadden een afspraak met de politie en de overheid. Als we een telefoontje kregen van iemand dat er ergens zo’n machine stond, belden we en trad de politie op. En dat werkte perfect. Binnen 24 uur waren de automaten verwijderd.

Het was ook weleens spannend hoor. Zo was er een hal in Amsterdam. Die had zijn opvoerders met de voet in beton gestort waardoor ze zogenaamd nagelvast aan het pand zaten. We belden op maar het OM deed niks. We zijn er toen naar toe gegaan. “Zij doen toch iets wat niet mag?” zeiden wij.

En toen verzekerden ze ons dat ze wel iets zouden doen. ’s Avonds op tv zagen we dat de politie met drilboren de boel had verwijderd We waren nog steeds bezig met de wetswijziging, met een goede zaak dus. Dus moesten we alles goed in toom houden toen’.

Hele gevechten

In oktober 1978 deed Van Dessel tijdens een hoorzitting van de Commissie van Tilburg een beroep op die commissie. Hij pleitte ervoor dat de VAN gekend zou worden in het overleg voor de wetswijziging. ‘En zo zijn we bij Hoogendoorn terecht gekomen, één van de medewerkers van Van Tilburg. Hij was degene die de wet grotendeels in elkaar had gezet. Met hem hebben we werkelijk hele gevechten geleverd.

Hoogedoorn was zeer gekant tegen gokken in particuliere handen. Hij geloofde ons op voorhand niet. Raar hè, dat juist die man, die onze wet in elkaar heeft gezet, nu één van de directeuren is van de Stichting Holland Casino’s?

We hebben gepraat over prijzen, inworp, spintijd van de rollen, de belastingsfactor en hoe de hallen moesten worden ingericht. Op al die punten was Hoogendoorn zéér kritisch. Hij zat er op als een bok op een haverkist. “Jullie hebben er toch geen problemen mee dat de regels voor automaten in casino’s afwijken?”, zei hij. “Jawel”, zeiden wij. maar we werden steeds voor het blok gezet.

Als we iets wilden, moesten we altijd toegeven op andere punten. En als ik vragen stelde, als ik bijvoorbeeld vroeg wat de inworp was bij een casino-automaat, kreeg ik nooit antwoord. Nooit’. Later volgde Bernard Polders, toen verbonden aan het ministerie van Economische Zaken, Hoogendoorn op. Sinds die tijd, zo verklaart Van Dessel, ging de samenwerking met de overheid stukken beter.

Tol

Eén van de grootste hoogtepunten voor Van Dessel kwam in 1982. Op 2 november ging de Tweede Kamer akkoord met de wijziging van artikel 30 van de Wet op de kansspelen. Maar het geluk was maar van korte duur. De Commissie Geelhoed werd ingesteld. Deze commissie moest de deregulering toetsen en onderzocht of er misschien wetten of regels op allerlei terreinen vereenvoudigd zouden kunnen worden.

Ze deden er anderhalf jaar over om tot een deel-advies te komen. En daarna moest de branche nog een jaar wachten voordat het wetsontwerp naar de eerste kamer ging. Vervolgens heeft het nog eens drie jaar geduurd voordat de nieuwe wet een feit was. Op 13 november 1985 was het grootste wapenfeit uit de geschiedenis van de VAN geleverd.

Ondertussen hadden de intensieve jaren hun tol geëist. ‘Ik werd zwaar overspannen. Ik had drie zware functies. Ik was voorzitter van de VAN, ik was wethouder in Meijel en ik was directeur van een bedrijf. Ik maakte dagen van 18/19 uur. Mijn vrouw sliep al als ik thuis kwam en ik was al weg voordat ze wakker was.

En tijdens een bijeenkomst bij het IJkwezen in Delft ging ik plotseling door het lint. Het ging niet meer. Ik ging op advies van de dokter op vakantie naar Spanje. Na vier dagen is hij zelfs gekomen om te kijken hoe het ging. Toen ik terug kwam kon ik weer denken, nuchter en redelijk. Maar er moest iets veranderen. Mijn bedrijf kon ik niet loslaten, dat was mijn broodwinning. De VAN kon ik ook niet loslaten, die bevond zich nog in een te kritische fase met die deregulering.

Ik kòn het gewoon niet in de steek laten. Dus toen heb ik mijn grootste hobby laten varen: ik heb het wethouderschap opgegeven. De jongens beloofden me, mij te ontlasten maar in de praktijk kwam daar niks van terecht. Snel was ik weer full-time aan het werk. In 1984 voelde ik dat, als ik niet snel zou ophouden, ik weer ziek zou worden’.

Ridder en afscheid van de VAN in 1984

afscheids receptie
In 1984 geeft de VAN een afscheidsreceptie voor Van Dessel in Kasteel Maurick in Vught. Rijen-dik staan de leden te wachten om hun voorzitter de hand te schudden

Op 28 november 1984 nam Bertus van Dessel na negen jaar afscheid als voorzitter van de VAN. Ook een groot hoogtepunt, zegt hij nu. Op de afscheidsreceptie die dag waren, naast een enorm aantal leden, nogal wat vreemden aanwezig.

staats secretaris p van zeil
Staatssecretaris P. van Zeil kwam niet alleen om afscheid te nemen van de VAN-voorzitter maar ook om hem te onderscheiden voor zijn goede werk voor de organisatie en de gemeenschap van Meijel.

Staatssecretaris P. van Zeil was er, het College van Burgemeester en Wethouders uit Meijel was er, de plaatsvervangend Directeur Generaal van het Directoraat-Generaal Handel, Ambacht en Diensten. Maar ook A. van Tilburg, het Hoofd van de Afdeling Kansspelen van dat directoraat, B. Polders en mevrouw H. Ruitenbeek, het Hoofd van de Afdeling Kansspelen van het Ministerie van Justitie. Verder waren er F. Gasllast en het Hoofd van de afdeling Kansspelen van de Dienst van het IJkwezen J. Kok en medewerkers, de adjunct-secretaris van de Raad voor Casinospelen P. Geertsen en C. Hoogendoorn van de Natonale Stichting Casinospelen. Ze waren er allemaal.

afscheids receptie
Tijdens het afscheid van Van Dessel waren de leden die er niet waren op één hand te tellen

Zelfs de vertegenwoordigers van de UBA, horeca en Euromat waren er. Er ging een golf van ontroering door de zaal, of zoals Van Dessel het nu zelf zegt: ‘Er zaten er heel wat te janken’, en een klaterend, langdurig applaus viel hem ten deel toen de staatssecretaris meedeelde dat het Hare Majesteit had behaagd om de heer Van Dessel te benoemen tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau.

bertus en lien
Van Dessel, die altijd van àlles op de hoogte was, werd tot zijn grote verrassing tijdens zijn afscheid benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Zijn vrouw Lien had de eer de onderscheiding bij haar man op te spelden

Van Dessel was ontroerd, ontdaan en vereerd. ‘Het was zò fantastisch wat de mensen voor mij deden. De jongens stonden in de rij om me een hand te geven! Ik heb ook zo’n ontzettend fijn team gehad, zo’n ontzettend fijn bestuur’. Hartverwarmend zijn de herinneringen van Van Dessel nog.

steef rouvoet en bertus van dessel
Steef Rouvoet die Van Dessel bedankt voor zijn jarenlange inzet

Arnold Veltmeijer
Arnold Veltmeijer komt afscheid nemen. Op de achtergrond staat Harry Gloudemans

Come back

Maar helemaal verdwijnen deed hij niet. Dirk Lindenbergh die hem opvolgde, vertrok ruim 6 jaar later, in 1991. Louis Michon nam het tijdelijk over tot Michel Doll aantrad als voorzitter. De ervaren Van Dessel stemde in met het voorstel hem tijdelijk bij te staan en maakte een come back als vice-voorzitter.

Maar Doll vertrok een jaar later al weer en Van Dessel werd in het diepe gegooid. Er waren grootse problemen. Zo stond “de 1000 gulden heffing” op het – politieke programma. Het hoofdbestuur wilde erg graag de leiding geven aan die sterke man en beloofde intussen te zoeken naar een nieuwe voorzitter.

Hij accepteerde dat. ‘Ik kon de VAN niet loslaten. Als de VAN weg is, dacht ik, dan gaat mijn broodwinning eraan. Wat moet ik dan? Met boter letters langs de deur?” Maar een paar maanden later, ging het niet meer.

“Toen ben ik van de één op de andere dag gestopt. En ik ben naar huis gereden met mijn hoofd in de wolken. Het eerste afscheid had geen pijn gedaan. Dat was zo geweldig. Maar dit deed wel pijn.

Nieuwe generatie

Je kunt haast niet anders concluderen: Van Dessel was de VAN. De VAN dat was Van Dessel. Maar het heden en de toekomst heeft hij nu definitief overgelaten aan de nieuwe generatie bestuurders. Of nee, toch niet helemaal.

Heel “stiekem” lobbyiet hij nog wel eens in Den Haag, samen met de huidige voorzitter Ton Belkuuma, of vergadert hij met mede-exploitanten over VAN zaken die nu spelen. Zijn zoon Rick heeft de zaak inmiddels overgenomen, alhoewel het personeel hem vorig jaar op de radio nog even tot “baas van de dag bombardeerde.

Ook houdt Rick de bestuurlijke traditie in ere. Sinds het najaar van 1995 is hij lid van bet hoofdbestuur. De problemen voor de nieuwe generatie zijn net zo groot als des tijds toen Van Dessel begon. De Wet is wederom het knelpunt voor de branche. “Maar toen was het probleem dat we iets deden wat misschien niet helemaal mocht.

Het probleem van nu is verslaving. En daar is het zo moeilijk tegen vechten. Maar de jeugd zal dat veranderen. Ik ben ook zo trots dat Rick in mijn voetsporen wil treden. Kijk, ome Piet was een echte. Dat waren de jongens van de gestampte pot. Mijn generatie heeft al op school gezeten, ik heb HBS gedaan.

En onze opvolgers zijn weer heel andere mensen. Ze hebben gestudeerd, zijn zakelijker. Nu vindt men verslaafden zielig. straks zegt men wat een sufferd”. Maar daar gaan misschien nog wel twee genеraties overheen.

En verder moet je reëel blijven. Je moet niet in je eigen sprookjes gaan geloven. Onze branche is niet in Wassenaar geboren. Alles wat in de wet stond, deden we, dat mocht. Maar we hebben in die wet ook gelezen wat er niet staat. Maar we komen hier ook wel doorheen.

Bronvermelding: Automaten Magazine Oktober 1989, Maart 1996