Gokkasten Archief Verhalen

Lees de Boeiendste verhalen uit Nederlandse Gok Geschiedenis

Hommerson

Hommerson vorstelijk vermaak sinds 1896

Stukje uit Automaten Magazine December 1996

“Zij laten u joelen van pret!”

Van huis uit was hij eigenlijk kunstschilder, Hendrik Hommerson. Maar hij zou nooit in de voetsporen van Rembrandt of Van Gogh treden. Het lot besliste anders, hij werd grondlegger van een van de grootste kermisattractiebedrijven in Nederland.

Zoal het zo dikwijls gaat, toen de liefde in het spel kwam veranderde zijn hele carriëre, schrijft Panorama in 1952. Hij trouwde namelijk met een zekere mejuffrouw Kamman uit de Jordaan. Haar vader reisde door het land met twee draaimolens. Aanvankelijk was het zijn taak de draaimolens te onderhouden, bij te verven als ze beschadigd waren, maar al gauw ging hij “in het vak”.

Hij was een wonderlijke man, vindt de Panorama. Hij wilde gedurende zijn leven zich door niemand de wet voor laten schrijven. Hommerson vatte een onverwoestbare liefde op voor het kermisvermaak én hij had een enorme drang om “de eerste te zijn”.

Eigenschappen die, zo later blijkt, vererfd zijn en in het bloed zitten van alle latere Hommersons. Hendrik introduceerde primeur na primeur. De geschiedenis gaat helemaal terug tot in de vorige eeuw…

Hendrik begon met de eerste stoomcarrousel. Een draaimolen die niet getrokken werd door paarden, maar die aangedreven zou worden door een tramlocomotief. Van de spaarcenten van zijn schoonmoeder bouwde hij zo’n stoomcarrousel. Het ging flink hard en bovendien kon de machinist zo nu en dan de stoomfluit laten gillen om de mensen te lokken.

hommerson kermis groningen
De kermis in Groningen in 1917 (archief Hommerson)

Op de Groningse kermis zou deze eerste Nederlandse stoomcarrousel officieel door het publiek in gebruik worden genomen. Heel Groningen sprak er al weken van te voren over.

Maar helaas, het werd een fiasco.

Hommerson had een paar constructiefouten gemaakt en de stoomlocomotief die veel te krachtig was liep de eerste de beste avond al uit de rails, wierp een paar oliebollenkramen omver en kwam tot stilstand in een “vrolijke keuken”.

Een andere draaimolenhouder, een zekere Teeuwen, ging met het concept aan de slag en slaagde erin een stoomcarrousel te bouwen die werkelijk goed werkte.
Het succes was fantastisch. Op één enkele avond had Teeuwen de kosten terug verdiend.

Voor Hendrik Hommerson was de lol er echter vanaf. Hij had de eerste willen zijn en dat was mislukt. Dus keek hij uit naar wat anders. En rond de eeuwwisseling verscheen hij inderdaad op de kermissen met een primeur. Hij had de eerste reizende elektrische kinematograaf, oftewel bioscoop, in Nederland.

Ondertussen kreeg het echtpaar zes kinderen. Drie dochters en drie zonen. Anton, Frans en Nico.

Frans had geen interesse in de zaak. Anton en Nico gingen verder als Gebr. A. en N. Hommerson. Uiteindelijk zou Nico in zijn voetsporen treden en het bedrijf voortzetten in de geest van zijn vader.

‘Ik herinner wel de reizende bioscoop van mijn vader, waarmee hij de eerste was’, zegt Nico in een interview ergens in de jaren 50. ‘Ze werkten met zo’n ding met “kalklicht”. Er zat toen nog een slinger aan en je moest met de hand draaien. Dat is trouwens lang zo gebleven. Mijn broers en ik hebben er ook aan gestaan. Dat ding met kalklicht was natuurlijk op den duur niets.

Er begon elektriciteit te komen en mijn vader was de eerste die er voor de film gebruik van maakte. Hij reisde er voor naar Lener in Parijs en bracht naar hij dacht – een pracht van een apparaat mee. De kermis in Purmerend kreeg de primeur, maar het viel geweldig tegen.

Het ding flikkerde afzichtelijk. Je werd er half blind van en de beelden waren nauwelijks te onderscheiden.

De mensen, die vijf cent entree hadden moeten betalen, waren woest, die voelden zich bekocht. Er moest weer een naar nieuwe verbeteringen gezocht worden. Die kwamen er. Uiteindelijk had Hommerson toch succes met de reizende bioscoop.

Hij bood namelijk het publiek toch twee grote attracties, want elektrische gloeilampen waren toen een even groot wonder als bewegende lichtbeelden.

In het begin waren de mensen nogal achterdochtig en dachten ze dat ze bij de neus werden genomen. Ze gingen achter het doek kijken of daar geen levende acteurs zaten en ze kwamen naar voren om het projectiescherm aan te raken en ze probeerden de elektrische lampen uit te blazen. Vijfenzeventigduizend gulden kostte dit reizende theater en dat was in die tijd een enorm fortuin!

Toen kwam Hommerson op het idee eigen beelden op te nemen en filmde hij mensen bij het uitgaan van de kerk. Deze filmpjes waren maar enkele meters lang, maar men stond uren in de rij om het grote wonder te aanschouwen.

‘Gaandeweg werd het allemaal beter’, vertelt Nico in dat oude interview. ‘De vaste theaters begonnen hoe langer hoe beter te worden. Wij moesten met onze reizende bioscoop om te concurreren weer iets nieuws verzinnen.

Het was alweer mijn vader, die op het idee kwam om met een eigen journaal te komen. Wie had er in die dagen ooit van een bioscoop journaal gehoord? Mijn vader kwam op het idee opnamen te gaan maken van de Boeren-oorlog in Transvaal in 1902. Dat was wat!

Leon Bouders, de later befaamde regisseur van de Flora-revue in de Amsterdamse Amstelstraat, mocht op kosten van mijn vader met een opname-apparaat naar Transvaal. Hij was bij de slag aan de Modderrivier en kwam met werkelijk prachtig materiaal terug. Vergeet niet, dat er nog al wat Nederlandse vrijwilligers aan de zijde van de Boeren vochten. Het was een machtig succes en een geweldige stoot voor de film.

De reizende bioscoop werd één van de grootste kermisattracties. We kochten films bij Pathé en Gaumont British. Huren kon toch nog niet. Later kwam Jan Desmet, een van de eerste Nederlandse filmmagnaten op het idee films te kopen en die in Nederland te verhuren.

Zo huurden we films bij hem voor een cent per meter per dag. Zo’n programma kostte dan toch nog 2000 à 3000 gulden. Toen verzon mijn vader weer wat nieuws voor de kermis: de rodelbaan’.

‘In 1917 had mijn vader de rodelbaan als eerste naar Nederland gebracht’, vertelt Nico in een interview voor Het Vrije Volk in 1967. ‘In hetzelfde jaar stierf hij. Het bedrijf had hij toen al overgedragen aan zijn drie zoons. Het principe van de rodelbaan was betrekkelijk eenvoudig.

Men ging met een transportband naar boven, gleed dan in een sleetje op rails pijlsnel over een paar kunstmat hellingen omlaag. Klein Zwitserland noemden we het. Het mooie ervan was, dat je met het sleetje midden in een grote tent terecht kwam, waar je wat gebruiken kon. Iedereen nam daar dus een biertje of wat ook.

Er kwamen ook honderden mensen gewoon naar dat rodelbaangedoe kijken en ze amuseerden zich kostelijk. Er was een stukje muziek. Wie niet wilde glijden, te bang was of te oud, kon daar toch plezier hebben. Wat een enorm succes is die rodelbaan geweest. Het was eigenlijk de eerste grote attractie buiten de gewone draaimolens, carrousels, zweefmolens, luchtschommels enz..

In dat zelfde jaar 1917 trouwde Nico met zijn “Zus” Lemmens, de bloemistendochter die hij in 1914 had leren kennen in Delft. De kermis was in dat stadje gestationeerd toen de oorlog uitbrak en de mobilisatie uitgeroepen was. ‘Weg kermis!’, zegt Nico in Het Vrije Volk. Maar wat erger was, we konden niet weg ook. Alle voertuigen waren door het leger gevorderd. We kregen geen wagen om onze attracties te vervoeren.

Daar zaten we vast in Delft, een gat waar niets te beleven viel. Dus liep ik elke dag het stations koffiehuis binnen. Daar kreeg je een goede kop koffie voor een dubbeltje. Er stond een leuk meisje achter de kist, Jacoba heette ze, maar ik hoorde al gauw dat iedereen haar Zus noemde. Ze vertelde me, dat ze eigenlijk uit het bloemenvak kwam en dat ze haar zuster wel eens hielp in het stationskoffiehuis.

Ik zei: Dat is mooi, maar zullen we vanavond niet eens naar de bioscoop gaan? Enfin, zo ging het dan’. ‘En verliefd dat ik werd op dat lange mens!’, zegt Zus in een interview met de Haagsche Courant in 1967, ter gelegenheid van hun gouden bruiloft.

‘Ik herinner me nog dat ik bij een onderwijzer van een school uit de buurt werd geroepen, die me zei: “Jij praat altijd met die lange vent van de kermis. Weet je wel wat het betekent als je met hem trouwt? De kermis zal verdwijnen en hij heeft geen diploma’s. Dan kun je met knaapjes en naftalinebalten langs de deur”. En weet je wat ik antwoordde, als een zwijmelende bakvis: Als het maar met hém is!’

De huidige mevrouw Hommerson herinnert zich nog dat haar schoonmoeder haar vertelde: “Kind, ik had me toch een huwelijksreis! Ik had een bagage van 17 wagons naar Groningen”. Het zullen er wel zeven geweest zijn. Maar zo ging ze naar haar eerste kermis, in Groningen’.

Na het overlijden van vader Hommerson, richtte de drie broers een vennootschap op. In 1919 trad één van hen, Frans, eruit. Voortaan was het de Gebr. A. & N. Hommerson. De twee broers maakten van hun bedrijf een bloeiende onderneming. Ze reisden stad en land af op zoek naar nieuwe attracties die in Nederland nog niet bekend waren en introduceerden zo de éne attractie naar de andere.

In 1920 brachten ze de Parijzer Ketel, een opvolger van de Rodelbaan. De bezoekers gingen met een transportriem naar boven, gleden vervolgens op een matje door een spiraalvormige goot naar beneden om in een grote kuip terecht te komen. In de kuip hingen touwen, waarlangs men moest proberen naar boven te klauteren.

Ze dachten ook zelf nieuwe attracties uit, zoals het “Shimmy-huis“, een Cakewalk die in 1923 werd geïntroduceerd. Toen er teveel Shimmy-Huizen kwamen combineerden Anton en Nico deze met de Bubble Road. Een soort glijbaan van 80 meter lang en 15 meter hoog. Er waren 30 transportwagens voor nodig en bood ruimte aan zeker 2000 bezoekers.

In 1927 breidde het bedrijf uit met de eerste Rupsbaan in Nederland. En in 1928 waren de Hommersons prominent aanwezig op het grootste lunapark dat in Rotterdam ooit was gehouden.

Het was het jaar van de Olympische Spelen in Amsterdam en Rotterdam vreesde dat de stad een spookstad zou worden en organiseerde daarom de Nederlandse Nijverheids Tentoonstelling, de Nenijto, met een spraakmakend lunapark. Nico Hommerson was er directeur van.

Zelf vertelde hij hierover later: “Het was een geweldig evenement, die Nenijto. Misschien is er zelfs nooit meer zo’n lunapark geweest als wat daar stond. Alles en alles kon je er vinden. Tussen april en september kwamen er maar liefst 1.500.000 betalende bezoekers.

Op Koninginnedag, 31 augustus, moesten we zelfs 80.000 bezoekers verwerken. We hadden op dat lunapark voor het eerst een grote tent van Ober Bayern in Nederland. Het bouwen van die tent kostte alleen al een ton. In 1928!

Er was bovendien een miniatuurspoorweg, ook al voor het eerst in Nederland, waarvan de aanleg 80 mille kostte’. Omdat de attracties toen nog slechts enkele centen kosten moest men wel een groot publiek trekken om de kosten te dekken. Die waren voor de crisistijd schrikbarend:

Uit een balans van 1932:

Reclame 20.967,96
Transport 31.150.89,-
Belasting 30.722.87,-
Electra 25.178.04,-
Lonen 49.684.99,-
Huur (standplaatsen) 111.966.83,-

Totaal 219.638.90,-

De entreeprijzen voor de Lunaparken waren 5 en 10 cent. De Hommersons waren niet te stoppen. Het bedrijf fuseerde begin jaren ’30 met Vermolen en in de daarop volgende jaren kochten ze nieuwe rupsbaanattracties als The Canterpillar en The Ridee-O.

Snel daarop hadden ze de première van The Skooter Autodrome en The Frolic, een zweefmolen. Tijdens de wereldtentoonstelling in Antwerpen (1930) introduceerde de firma The Bug. In dat jaar gingen de Hommersons zich toeleggen op de exploitatie van lunaparken.

kermis autos hommerson
(Archief Hommerson)

‘Kermissen mochten vaak niet meer in die crisisjaren’, vertelt mevrouw Hommerson nu. ‘Dus zette men er een hek omheen, noemde het lunapark en dan mocht het wel. Het leverde de gemeenten toen grote sommen geld op, de parken boden aan heel wat mensen werkgelegenheid, zo ongeveer wel 1500 mensen konden aan het werk. Daarom gaven ze toch toestemming.

In 1934 kreeg Groningen de primeur van het “Cocktail Palace“, een vermaakspaleis dat bestond uit drie bestaande attracties onder één dak.

In 1936 begon Hommerson in Scheveningen en in 1939 werd de grote Wembley-Attractie omgebouwd tot Metropole Paviljoen. Deze inrichting had een lengte van 85 meter, was 35 meter breed en er was plaats voor niet minder dan 5000 bezoekers. De zaak bevatte een glijbaan, een cakewalk, een stoomcarrousel, een golfbaan, een dancing, een variétéhal, bar en restaurant. Rondom was een balkon gebouwd, van hieruit kon het publiek serpentines gooien. Maar dit amusementspaleis is slechts een paar keer gebruikt.

‘In hetzelfde jaar dat Hommerson op Scheveningen begon, kreeg Hommerson & Vermolen een uitnodiging van de Sovjets om in Moskou, Leningrad, Odessa, Fiflis en Bakoe zogenaamde cultuurparken te organiseren’, vertelt Willy Klijs, die van 1926 tot 1951 voor Nico Hommerson werkte.

willie klijs en desiree hommerson
Bij gestaan door mevrouw Hommerson en haar kinderen Desirée en Niek, vertelt Willy Klijs over zijn tijd bij het bedrijf. Hij heeft 25 jaar voor Hommerson gewerkt en is nu ver in de tachtig.

‘De fabrieksarbeiders die zich door bijzondere prestaties hadden onderscheiden mochten daar een dagje komen uitwaaien. Ze werden als “helden van de arbeid” geëerd. We kregen uitbetaald in roebels, maar daar hadden we niet veel aan, want er mocht geen cent worden uitgevoerd.

Toen kocht Hommerson kamelen en verkocht die aan dierentuinen over de hele wereld’. Eind jaren 30 exploiteerde de familie ook een lunapark op Malta, voor de ontspanning van de Engelse militairen. ‘We waren net terug toen de oorlog uitbrak. We hebben nog een paar jaar doorgesukkeld. Het was wel riskant, steeds dreigde er weer wat anders’, zegt Willie Klijs in het boekje “Hommerson, 50 jaar Scheveningen”.

“In 1942 werd het verboden stroom te leveren voor amusementsbedrijven. Het leek erop dat we niets meer konden doen. Hommerson tikte echter nog een dieselagregaat op de kop, waardoor we eigen stroom konden maken. We hadden dat net voor elkaar toen er een vervoersverbod kwam het was voortaan verboden met de wagens op de weg te komen. Nu ja. In de goede oude tijd hadden we de spullen ook altijd per schip vervoerd, waarom dan niet wéér?

In de hongerwinter hebben we nog een aantal ondergedoken PTT’ers per vrachtwagen naar Musselkanaal gebracht. Nico Hommerson zat in het complot en deed alles om de Duitsers dwars te zitten. Wat een tocht was dat. De hoofddirectie van de PTT had een vervoersbewijs geregeld.

We moesten zogenaamd post brengen en voedsel halen voor het PTT-personeel. Dat reisje duurde drie dagen’, herinnert Willy Klijs zich. In 1951 ging hij werken voor de Katholieke Bond van Kermisexploitanten en in 1975 werd hij spreekstalmeester in het circus van Boltini.

Egyptisch avontuur

Na de oorlog had een zekere Ali Hassan uit Egypte het plan opgevat om in Alexandrië en Caïro grote Lunaparken te stichten. Nico Hommerson in de Haagsche Courant: “Iemand van één of ander departement kwam me na de oorlog vertellen dat Nederland in deviezen moeilijkheden zat. Of ik maar op eigen kosten naar Egypte wilde gaan en een bepaald percentage van de winst aan het rijk zou afdragen.

Ik wilde best mijn steentje bijdragen aan de opbouw van Nederland, dus ging ik met twee schepen vol lunaparkinrichtingen en 47 man personeel naar Egypte, waar de impresario Ali Hassan alles geregeld zou hebben. Was het maar waar. Er was geen elektriciteitscentrale, belasting en pachtgelden waren niet betaald.

Iedere Egyptenaar leek een belastingambtenaar te zijn en we betaalden maar. Zonder één cent keerde Hommerson terug, sterker nog, hij liet voor een bedrag van 150.000 gulden aan materiaal in Egypte.

Wel spande Hommerson een proces aan. In 1967 zei Nico: ‘Er loopt nu een proces tegen Egypte, dat iedere drie maanden wordt verlengd. Om een paar honderdduizend gulden gaat het, maar dat zullen we wel nooit krijgen’.

Willie Klijs: ‘Jaren later kregen we een uitbetaling, want tenslotte had Hommerson dat proces toch gewonnen. Via het ministerie van Buitenlandse zaken mocht hij de somma van … zesduizend gulden incasseren. Weet je wanneer dat was? Niet in de jaren ’50, niet in de jaren ’60 en zelfs niet in de jaren ’70. Dat was in ’82 of ’83. Eén attractie hebben we teruggekregen. Dat was de Parijse Ketel.

Dat was het drama Egypte. Zand erover’. Hommerson, die gehavend uit Egypte was teruggekeerd, stond voor hoge personeels- en vervoerskosten en keek zodoende al weer uit naar wat nieuws. Hij besloot over te stappen op “indoor-amusement“. In 1952 begon hij samen met Denies, die ervaring had in de automatenbranche, met de exploitatie van “Monte Carlo“. Speelautomaten waren nog moeilijk te krijgen en de kleine kermisattracties als de schiettent en gezelschapsspelen bleven.

Nico en Zus hadden vier kinderen en in 1956 trok hij zich terug uit de zaak. Zijn broer had dat al veel eerder gedaan. Zijn zonen Bob en Rudy, de twee andere kinderen waren op jonge leeftijd gestorven, namen het roer van het oude familiebedrijf over.

Het seizoen voor Monte Carlo, half speelautomatenhal – half kermisstand, was kort. ’s Winters was Schevingen dichtgeplakt met krantenpapier. Rudy stond daarom ook nog op de kermis en ontmoette daar zijn vrouw, S. Kooistra. ‘Twee jaar later zijn we getrouwd.

Ik kon niet goed stil zitten en mijn flatje had ik zó schoon. Ik was veel te actief en wanneer het zonnetje voorzichtig begon te schijnen zei ik tegen de jongens die in de werkplaats de machines maakten: “Maak de voorhal maar klaar, zet een rij machines neer en ik ga daar wel staan”.

Met Pasen ging de grote zaal open en dan wisten we dat de machines goed doorgespeeld waren, wisten we wat zou aanslaan. Na vier jaar waren we ook ’s winters open. Het was hard werken, dat wel. Ik stond daar met m’n stofjas met in mijn linkerzak de kwartjes en rechts de dubbeltjes. Er was geen plaats voor een kassa.

Rudy heeft zo het speelautomatenbedrijf uitgebouwd. We waren nog maar kort getrouwd of hij maakte van Monte Carlo Sportland. Het was ook een sport-gebeuren, de naam Monte Carlo was misleidend.

Rudy was voor mij een geweldige man. Met hem heb ik de mooiste tijd van mijn leven gehad, ondanks het harde werken. Ik deed de hallen onder zijn “upper visie”. Dat ging fantastisch. Ik was een kermisvrouw, we konden met elkaar praten. Als hij later thuis kwam, begreep ik dat. Het eten was nog wel eens verpieterd!’

De zaak ging enorm draaien, weet mevrouw Hommerson nog goed. ‘We deden gelijk airco erin want in de zomer klapte je eruit! Later stuurden Poolse kinderen die bij ons waren geweest bedankkaartjes ter attentie van Hommerson Klimat-anlage!’.

Onder de leiding van Rudy groeide het speelautomatenbedrijf. In 1961 exploiteerde Hommerson op de nieuwe pier automaten en botsautootjes. In 1965 werd boven Sportland de Bowl- a-rama geopend. Ook de handelsafdeling floreerde. Ter gelegenheid van Rotterdam C 70 bouwde de firma in 1970 bovenop de Euromast een spacetower.

Ook kwam er een kabelbaan in de stad die later naar Valkenswaard is gegaan. De kabelbaan in de Beekse Bergen met een 300 meter lange overspanning over water, is ook een project dat op naam staat van Rudy Hommerson. In 1971 openden ze een filiaal op de Promenade, in 1974 stichtte Rudy de Wild West kinderlanden.

Met de heren Kemmer en Hamers begon Hommerson in Gouda, in Rotterdam kreeg hij een vestiging en ook Sportland 2000 ontstond. In 1979 kwam een nieuwe speelhal op de Pier en in 1982 werd Funland in de Palace Promenade geopend.

Half jaren ’70 was Rudy ook heel actief in het verenigingsleven. Onder zijn leiding werd de belangenverening van amusmentshallen, de Autex, opgenomen in de VAN, Vereniging Automatenhandel Nederland. Mevrouw Hommerson herinnert zich als de dag van gisteren hoe dat was gegaan. ‘Op een dag kwam hij thuis en zei: “Vrouw, ik kan nu niet meer alles verdedigen van ons. Ik moet nu het algemeen belang dinen”. Dat was even slikken. Onze grijpkranen sneuvelden toen. Dat was jammer’.

Het was Rudy die het indoor-amusement dat zijn vader voorzichtig had geïntroduceerd, vorm had gegeven en gemaakt had tot een modern amusementsbedrijf van hoge kwaliteit.

‘We hebben altijd de 18-jaar grens gehanteerd’, vertelt mevrouw Hommerson. ‘Er zijn verschillende keren vrouwlijke politieagenten in burger met kinderen bij ons geweest om te testen of we ze toe zouden laten. Dat hebben we natuurlijk niet gedaan.

Wij hebben altijd in die unieke positie gezeten dat wij dicht bij politiek Den Haag zaten. Wij zijn ons altijd bewust geweest van de verantwoordelijkheid die dat met zich mee bracht. Wij durfden nooit uit te betalen. Kwaliteit is voor ons altijd heel belangrijk geweest’.

Na de succesvolle jaren ’70 kreeg de familie het volgende decennium een zware tijd. In april 1982 werd Rudy Hommerson ernstig ziek. Op 16 augustus 1984 overleed hij. Mevrouw Hommerson zette samen met haar medewerkers en kinderen de zaak voort en sleepte het door die moeilijke periode.

Beide kinderen, Desirée en Niek werkten ook hun levenlang al in het familiebedrijf. ‘Je geboortedatum is de datum van indiensttreding in zo’n bedrijf’, lacht Niek. Zijn zus was als tiener begonnen met het tellen van de waardenbonnen. Ook hielp zij de mensen bij het uitzoeken van de cadeautjes die zij kregen in ruil voor de bonnen. ‘Dat deed ze echt héél leuk’, zegt mevrouw Hommerson met trots.

Niek stond op zijn negende al in de suikerspinkraam om een zakcentje te verdienen. ‘Dan kon mijn moeder mij meteen in de gaten houden’. ‘En de stokjes waren geteld!’, voegt mevrouw er aan toe.

Sinds 1993 is Niek officieel bij het bedrijf in dienst getreden. Na zijn economie-opleiding heeft hij de MBA studie, net als zijn zus, afgerond. Daarna heeft hij een tijdje in het bankwezen gewerkt en heeft hij ervaring opgedaan in het Play-in bedrijf van Leo Heino.

100 jaar jubileum hommerson
Hommerson Arcades heeft het honderd-jarig jubileum gesierd met een groot gala.
V.l.n.r. Willie Klijs, mevrouw Hommerson, Desirée Hommerson, John Arzbach (directielid) en Niek Hommerson

En nu 1996 zit hij al weer drie jaar in de directie Hommerson Arcades bv, samen met John Arzbach die in 1990 door mevrouw en Desirée is aangetrokken. ‘Nadat de wet in 1986 van kracht werd, zijn mevrouw Hommerson en Desirée veel aandacht aan de geldstromen in het bedrijf gaan besteden’, legt John uit.

‘Desirée wilde uitbreiden. Samen met haar man Joe heeft ze De Speeltuin in Den Haag ontwikkeld. En er was een reorganisatie in gang gezet. Ze wilden toen iemand van buitenaf om dat proces te begeleiden’. Arzbach accepteerde dit niet zo maar. ‘Ik wilde zelf beginnen met een jaar- contract. Ik realiseerde me dat ik terecht kwam in een hecht familie-bedrijf met twee sterke vrouwen aan het roer.

Ik was er niet zeker van of ik de macht zou krijgen om veranderingen daadwerkelijk door te voeren. Maar van meet af aan ben ik overal bij betrokken. Ik heb me nooit een buitenbeentje gevoeld. Over plannen werd stevig gediscussieerd maar het was niet zo dat ze uiteindelijk zeiden “leuk, maar wij bepalen uiteindelijk hoe het moet omdat wij de familie zijn”.

Als ze ’s avonds een familie-dineetje hadden gehad en zaken hadden besproken, betrokken ze me daar de volgende dag volledig bij en vroegen naar mijn mening en inbreng’.

Nu, anno 1996, is Desirée samen met de drie anderen aandeelhouder van de holding. Mevrouw Hommersom treedt per 1 januari 1997 als commissaris aan in de raad van aandeelhouders en ze heeft zich volledig gestort op het uitpluizen van de Hommerson-geschiedenis, de familie waar ze erg trots op is.

Niek is in het dagelijks leven verantwoordelijk voor de commerciële en financiële kant van de zaak, John zorgt voor de personele kant en de opleidingsprojecten. Hij begeleidt het hele kwaliteitsprogramma.

Momenteel werken 92 mensen in het bedrijf. Hommerson exploiteert vijf amusementscentra in Schevingen en Den Haag, 1 giftshop op het gebied van astrologie en er is een onroerendgoed-tak.

‘Het familie-idee vlakt iets uit’, beschrijft John de huidige bedrijfscultuur. ‘Maar we zijn in staat om de krachtige aspecten van het familiebedrijf in stand te houden. Het personeel staat heel dicht bij de klanten en voelt zich sterk betrokken bij Hommerson’.

Na honderd jaar is Hommerson nog steeds een bijzonder bedrijf. Qua oppervlakte exploiteren ze de twee grootste amusementscentra van Nederland. In totaal bieden ze een kleine 3000 vierkante meter speelruimte aan het gevarieerd publiek.

Behalve dat ze zorgen voor vermaak voor de hele familie, zijn ze na die 100 jaar officieus een hofleverancier. Ongeveer duizend speelautomaten staan opgesteld, variërend van kiddie rides tot de meest moderne (race)- simulatoren.

Met de eerste virtual reality machines in hun hallen, heeft de vierde generatie begin jaren ’90 ook al haar primeur gehad. Ook liepen ze voorop bij de uitvoering van de strengste kwaliteitseisen die tegenwoordig aan speelautomatenbedrijven worden gesteld.

En als het aan de huidige directie ligt, zal het daar niet bij blijven. ‘We zijn begonnen met de volgende honderd jaar vol te maken’, zegt Niek. ‘We zullen zeker gaan uitbreiden’. De drang tot innovatie zit in het bloed. Hommerson blijft gretig op zoek naar nieuwe kansen op het gebied waar ze sterk in zijn: Amusement.

Bronvermelding: Automaten Magazine December 1996